daslist
Tot de 4de generatie.
Johan Gerard van genaamd de Witte Tullingh Oldenbarnevelt, geboren op 27 februari 1737, gestorven op 13 april 1803 (leeftijd bij overlijden: 66 jaar oud), Advocaat Fiscaal voor Marinezaken
...
gehuwd op 29 oktober 1764 met ...
...
Margaretha Henrica van Hoey, hieruit :
...
gehuwd op 27 augustus 1780 met ...
...
Commerina Jacoba van der Crap, geboren op 12 juli 1753, Batavia, gestorven op 18 maart 1829, Monster (leeftijd bij overlijden: 75 jaar oud), hieruit :
Totaal : 20 personen, (echtgenoten weggelaten = 11)
Genealogie Glimmerveen http://www.glimmerveen.com
Henriëtte Marie (of: Maria) van Oldenbarneveld genaamd Tullingh was een dochter van Cornelis Albert Adriaan van Oldenbarneveld en van Hendrica Maria Margaretha van Oldenbarneveld.
Adrianus Glimmerveen lag in augustus 1853 als kapitein bij het 6e regiment (1e bataillon) infanterie in garnizoen te Grave.
Volgens het bevolkingsregister van Gorinchem (1862 - 1889) vestigden Adrianus Glimmerveen, gepensioneerd Kapitein, en zijn echtgenote zich vanuit Breda op 07.05.1862 te Gorinchem op het adres Boerestraat C nr. 300. Zij woonden daar blijkbaar korte tijd bij broer resp. zwager Doenardus Jacobus Glimmerveen. Op 31.07.1862 vertrokken zij naar Winssen in Gelderland.
Merkwaardig is dat Adrianus Glimmerveen in het bevolkingsregister van Gorinchem staat ingeschreven als gepensioneerd kapitein. In een publicatie van zijn hand en bij zijn overlijden werd als zijn rang ‘majoor’ opgegeven.
In het Rijksarchief te ’s-Gravenhage is (in het dossier-Glimmerveen) een verzoekschrift opgenomen, gericht aan koning Willem III, waarin deze A. Glimmerveen vraagt om de familienaam van zijn vrouw - Van Oldenbarneveld gen. Tullingh - aan de zijne te mogen toevoegen. Het verzoek werd ingewilligd. Niettemin werd later, in het hierna geciteerde overlijdensbericht, alleen de naam Glimmerveen vermeld.
Van zijn hand verscheen in november 1889 de brochure ‘Mijne herinneringen uit het eerste tijdvak van de Belgische Staatsomwenteling in 1830’ (overdruk uit het Utrechts Provinciaal en Stedelijk Dagblad). Een exemplaar van deze brochure bevindt zich in het archief van het Centraal Bureau voor Genealogie te ’s-Gravenhage.
Bij zijn overlijden verscheen in het Haagse dagblad Het Vaderland een bericht met de volgende inhoud:
In den ouderdom van bijna 83 jaren is te Utrecht overleden de gep. majoor der inf. A. Glimmerveen, die als jong officier (van 1828) den veldtocht in België medemaakte.
De aangifte van het overlijden van het kind op 27.05.1858 te Zwolle (hoewel het kind is overleden in Kampen) gebeurde door Johan Hendrik Tiel (50), koster, en Allart ten Napel (28), adjunct-commies ter secretarie. Het is niet duidelijk wat het jongetje in Kampen deed. Zijn ouders hebben daar nooit gewoond en ze zijn blijkbaar ook niet naar Kampen of Zwolle overgekomen om de dood van hun kind aan te geven.
Seul enfant d'Isaac à rester hollandais
A 21 ans, sous la pression de son ami Boreel, fils du général et neveu du baron Fagel alors ministre de la Hollande à Paris, il quitte Paris pour aller se battre aux côtés des Hollandais contre les Belges qui veulent leur indépendance, et ce sans consulter son père qui n'y aurait jamais consenti.
Il fut nommé par une disposition du ministre de la Guerre en Hollande datée du 9 septembre 1830 volontaire dans le régiment de dragons légers N° 5 et le 26 octobre 1831 lieutenant titulaire dans ce régiment. Il servit dans l'Etat-Major de S.A.R. le prince d'Orange, maréchal de camp, et fit comme tel la campagne de Belgique, dite des 10 jours. Il servit dans l'armée mobile durant les années 1832, 1833 et 1834. La guerre entre la Hollande et la Belgique une fois terminée, il prit sa démission en 1839, qui lui fut accordée le 19 janvier 1839 avec les remerciements du gouvernement pour services rendus.
Son titre de baron est répertorié dans l'annuaire des officiers néerlandais 1835-1838
Auguste fut souvent l'ami d'artistes, comme le peintre Delacroix, auquel il commande 1831 un tableau (Les Deux Tigres, plus connu sous le titre "Jeune tigre jouant avec sa mère" appartenat au mouvement fiévreux de 1830), dont il ne se désaisit pour la première fois que trente ans après pour l'Exposition du Boulevard en 1861. Le tableau passa aux mains du baron Cottier, dont la soeur Louise épousa Ernest André qui rachètera le château familial de Rentilly. Ce dernier le légua au Louvre en 1903. Il compte également parmi ses amis artistes Salvator Cherubini qui fit un portrait de sa femme sur pierre dure, François Lehoux qui exécuta son portrait en uniforme, et surtout Joseph Mezzara qui sculpta de nombreux butes familiaux dans le marbre, et fit quelques portraits.
Membre de la Société du Jockey-Club admis par les fondateurs avant le 16 mars 1834, a fait courir, a monté en courses. Membre sociétaire admis avant la fondation du Cercle. Démissionnaire en 1839. Ses trois frères seront membres du Jockey Club.
Dans le livre des paris du Jockey-Club, le premier pari inscrit stipule "Je parie que d'aujourd'hui 13 juillet 1841 au 13 juillet 1851, sur les douze personnes dînant au club (savoir : Barante, d'Albuféra, Bonpieyre, Chazelles, Daru, Manuel, d'Albon, henri Greffulhe, Humann, Mackenzie-Grieves, Henri Thuret, Knyff) il n'y en aura pas six de mariés; Pari : mille écus; Signé : Daru, pour les célibataires. Ed. Manuel, pour l'amour conjugal"
Enige kind van Isaac die in Nederlands is gebleven. Op zijn 21st jaat, onder druk van zijn vriend Boreel, zoon en neef van Generaal Baron Fagel toenmalige minister van Holland te Parijs verliet hij Parijs om samen met de Nederlanders te vechten tegen de Belgen die hun onafhankelijkheid willen. Dit zonder medeweten van zijn vader die daar nooit me zou hebben ingestemd. Door een bepaling van de Minister van Oorlog in Holland dd werd hij op 9 september 1830 ingelijfd bij een vrijwillige Regiment Lichte Dragoons No 5 en werd op 26 oktober 1831 bevorder to titulair Luitenant. Hij diende bij de Generale Staf van ZKH de Prins van Oranje, de veldmaarschalk, en trok op tijdens de 10daagse veldtocht tegen Belgie. Hij diende in het leger tijdens de mobilisatiejaren jaren 1832, 1833 en 1834. Toen de veldtocht en de oorlog tussen Holland en België eenmaal voorbij was nam hij ontslag uit het leger dat hem werd verleend op 19 januari 1839 met dank van de regering voor de bewezen diensten. Zijn titel van baron is opgenomen in de directory van de Nederlandse officieren 1835-1838.
Il vécut à Paramaibo (Guyane hollandaise) et y vivait encore en 1875 lorsque Gustave Thuret lui fit un legs
Woonde in 1875 nog steeds in Paramaribo waar ook zijn grootmoeder was geboren